“Stycie Waweru (Supa Modo) is een ster”

09.07.2018

Supa Modo is een verpletterend ontroerende film die in het kinderfilmcircuit de ene na de andere festival award binnenrijft. Regisseur Likarion Wainaina blijkt een bijzonder prettige man. “I’m easy” garandeert hij tijdens het MOOOV festival en daar is niks van gelogen. Terwijl de hele film lang het enthousiasme van het scherm spat, werd Supa Modo wel gemaakt door mensen die precies weten wat ze willen en waar ze mee bezig zijn.

Interview

Regisseur Likarion Wainaina: Ik wil films maken die de mensen niet gewend zijn. Er is niks mis met films over armoede en corruptie, want dat zijn reële problemen. Maar ik wil de andere kant van Kenia tonen. We zijn gelukkige mensen, we lachen graag. Supa Modo verheerlijkt de armoede niet; Supa Modo toont het leven ondanks de armoede.

Wat was de grootste logistieke uitdaging bij het maken van de film?

Wainaina: De omvang. We namen een heel dorp over, en dat is moeilijk onder controle te houden. Elke dag kwamen er 80 mensen op de set om een job vragen. Ze gingen onder een boom zitten en telkens er figuranten nodig waren, hadden we ze voor het uitkiezen. Ook aan het weer hadden we een taaie klant. ‘s Ochtends kon je geen hand voor je ogen zien vanwege de mist. Maar we hadden zoveel lol dat we de kou vergaten.

Betrok je de lokale gemeenschap bij jullie project?

Wainaina: De hoofdacteurs zijn professionals uit Nairobi, maar alle andere acteurs komen uit het dorp. De vrouwen die in Jo’s huis komen bidden - dat is wat zij ook in het echte leven doen. Het was allemaal heel authentiek: kunst creëert leven en leven creëert kunst.

Sarika Hemi Lakhani: We wilden zoveel mogelijk in één dorp filmen, zodat de crew niet de hele tijd moest rondtrekken. Tijd is kostbaar en die wil je niet spenderen in auto’s, maar op de set, in een dorp waar het veilig is. Alles wat we nodig hadden, vonden we in Kabuku. Jo’s huis is een gezinswoning, met kleedkamers en parkeerruimte. We kochten voedsel en drank in de plaatselijke winkel en iedereen verbleef in een hotel. Zo gaven we de dorpelingen een gevoel van ‘artistieke betrokkenheid’. Na vier weken kenden ze ons door en door.

Heel wat betrokken partijen komen in Jo’s huis hun zegje doen over de situatie.

Lakhani: De ouderlingen, de kerk, de dorpsraad… Ze zijn allemaal begaan met hun missie, en dat is in werkelijkheid net zo.

Wainaina: In elk dorp is er een raad van ouderlingen. Zij hebben langer geleefd en kunnen wijs oordelen. Toen Kenia nog een jonge natie was, kon het bestuur bepaalde regio’s moeilijk bereiken. Mensen konden zelden naar de stad om hun zaken te regelen, dus was het aan de raad van ouderlingen om kleine disputen op te lossen. Zij versterken het gemeenschapsgevoel en geven de principes van de oudere generatie door aan de jonge mensen. Zulke dingen worden vandaag in de samenleving verwaarloosd. Nairobi is zoals New York: niemand bekommert zich om jou, je raakt er vervreemd. Enkel dankzij gemeenschapszin kunnen dromen zoals die van Jo worden waargemaakt.

Wat aan jouw film een zekere nostalgische toon verleent.

Wainaina: Zo ging het er in Kenia aan toe toen de gemeenschap nog alles was wat we hadden. Ik wil de jonge generatie aansporen: ontmoet je buren, herinner je de tijd toen familie alles voor ons betekende. Wie daarvan vervreemdt, mist zoveel.

In Supa Modo vangen we een glimp op van een soort B-movie superhelden die we in het Westen nooit te zien krijgen.

Lakhani: Ik vind het woord ‘B-movies’ vernederend. Het zijn ‘lokale producties met een klein budget’. In de video halls kijkt het publiek naar Nigeriaanse soaps, Latijns-Amerikaanse tv-programma’s en dergelijke populaire producties.

Wainaina: In Kenia zijn er weinig bioscopen. Maar je vindt in elk dorp wel iemand met een breedbeeld televisie en een zaaltje met houten banken, waar mensen voor een klein bedrag naar films komen kijken. Die spelen zich vaak af in een cultuur die niet de onze is. Een V-jay maakt de film toegankelijk, herkenbaar en grappig. Hij vertaalt dialogen, voegt klankeffecten en commentaren toe, of geeft personages een grappige Keniaanse naam. De V-jay slaat een brug tussen de plaatselijke kijkers en de filmwereld. Als kind ging ik naar precies hetzelfde soort films kijken als Jo: Jackie Chan, Chuck Norris,... Toen we op zoek waren naar locaties, zagen we heel wat V-jays aan het werk. Soms bleven we kijken en vergaten de tijd, zo grappig zijn ze. Ik zag Prison Break met een V-jay en het was hilarisch.

In Jo’s eigen film gebruik je met opzet allerlei luizige ‘crappy special effects’.

Wainaina: Mike, de regisseur van Jo’s film, staat model voor de meeste filmmakers in Kenia. Hij is enorm praktisch. Wij hebben geen filmscholen, maar kerels zoals Mike doen alles op hun manier en zoeken praktische oplossingen waar het budget ontbreekt. Die houterige special effects in Supa Modo waren reuze leuk: we gebruikten kartonnen figuren, de kostuums refereren naar Black Panthers, Superman, Batman, enz. Dat is de wereld van Mike en Jo. (Op het JEF makers kanaal introduceren jonge filmmakers je in de wereld van homemade special effects, geïnspireerd door scènes uit Supa Modo).

De balans tussen ‘blij’ en ‘triest’ is cruciaal voor de film. Hoe kreeg je die zo precies?

Lakhani: Het leven is niet pikzwart, niet in Kenia. Het leven is er vol humor en kleur en liefde. We zijn nooit zomaar één ding, we zijn de som van alles.

Co-scenarist Wanjeri Gakuru: We begonnen met een extreem droevig script, dat werd afgewezen. Toen kozen we voor het andere uiterste, maar dat werd veel te lollig. Dus voegden we de sterkste elementen uit beide versies samen. De balans zit ook in Jo’s relatie met de anderen. Haar moeder staat voor de waarheid, de realiteit: mijn kind is stervende en ik wil dat ze veilig is in de warme schoot van een gezin. De dynamiek met Jo’s zus Mwix is heel anders: licht en energiek. Ze begrijpt wat cinema voor haar zusje betekent. Het is een interessante driehoeksrelatie tussen drie vrouwen uit één gezin.

Streefde je ook op visueel niveau naar die balans?

Wainaina: We stelden ons slaafs ten dienste van het verhaal, het ijzersterke materiaal dat we kregen van de scenaristen, en we zochten naar eenvoud. In ons kleurenpalet speelden we met licht en donker. De film brengt leven en dood samen. Als we het leven lieten primeren op de dood, zou dat een vals statement zijn. Maar de dood laten primeren op het leven, was ook verkeerd. Alles draaide om balans, en die vonden we met de hele crew te samen, alsof we met z’n allen dachten met één collectief brein. Dat is een heel uitzonderlijke ervaring en ik ben dankbaar dat ik dit mocht meemaken.

Hoe ziek mocht jouw Jo zijn? Ze straalt vooral levenslust uit.

Wainaina: Jo’s personage was verraderlijk. Zij moest een mysterie blijven. Als ik haar te expliciet zou afbakenen, geraakt het publiek niet voorbij dat individuele beeld. Ze moest zo ‘leeg’ mogelijk blijven, zodat je die leegte kan inkleuren met je eigen ervaring. De kijker mag Jo’s personage vervangen door eender wie ze kennen uit hun eigen leven. Daarom blijft Jo vrij genderneutraal: ze ziet er jongensachtig uit, ze draagt geen roze jurkjes. Het publiek moet meegevoerd worden op de vleugels van het verhaal en vergeten dat ze ziek is. Eenmaal haar ziekte is geïntroduceerd, zie je haar enkel nog plezier maken. Ze wil genieten van haar leven.

Eigenlijk ging Jo een jongen zijn!

Wainaina: Supa Modo vertelt een persoonlijk verhaal en dus leek een jongen een logische keuze. Maar ik had de neiging het personage te veel af te bakenen. Toen we besloten om van Jo een meisje te maken, zagen we plots eindeloos veel mogelijkheden. De decors waren klaar, de kostuums waren gekocht, we hadden al 200 jongens gezien in de casting, maar toen gooiden we het hele verhaal om en alles viel op z’n plaats. Ik rende als een idioot door het kantoor, gillend tegen producenten en scenaristen, en allemaal zeiden ze: “Waarom hebben we hier niet eerder aan gedacht? Het gooit de hele planning overhoop… maar het werkt!” Dus moesten we razendsnel 200 andere kinderen casten om Jo te vinden.

Dit lijkt me het juiste moment om het mysterie te onthullen: wie is Stycie Waweru?

Lakhani: Stycie’s leven lijkt erg op wat je ziet in de film. Kijk maar op haar YouTube kanaal. Ze is opgewekt en enthousiast en ze heeft uitstraling. Ze is heel gefocust in alles wat ze doet, ze leeft heel erg in het moment.

Wainaina: Voor de casting hadden we twee ruimtes gehuurd. Acteurs schoven aan in een zaal bij de casting director en ik wachtte in de aanpalende kamer op interessante kandidaten die hij doorstuurde. Op een dag zat ik al uren te wachten, maar er werd niemand doorgestuurd. Ik ging kijken in de zaal, maar die was leeg. Er zat enkel een klein meisje in een hoek, wiebelend met haar beentjes. Ik zette me naast haar op de grond en we begonnen te praten. Ik vroeg wat de laatste film was die ze gezien had en op het moment dat ze het verhaal begon te vertellen, schreeuwde mijn hart heel luid: “jij wordt het!” Ik liet haar in de studio wat dialogen inlezen, maar ze was erg zenuwachtig. De casting director dacht dat ik gek was geworden. “Er komen nog zoveel meer kandidaten op auditie.” - “Kan best, maar ik garandeer je: op het einde kiezen we toch voor deze.” En zo ging het.

Hoe moet het nu verder voor haar?

Wainaina: Stycie is een ster! Ze krijgt aanbiedingen, ze gaat een nieuwe film draaien,... Voor mijn volgende film kan ik zo’n kleine diva niet langer betalen. In Kenia zijn er geen kindacteurs, maar Stycie is de uitzondering en ze effent het pad voor anderen. Haar coach en ik begeleiden haar vader, zodat ze niet wordt opgeslokt door de industrie. We willen dat ze de juiste keuzes maakt. Ze is ons kleine meisje en we zullen haar steunen.

De film werd gemaakt binnen het One Fine Day project, dat Afrikaanse filmmakers opleidt en traint.

Lakhani: Tien jaar geleden hadden Tom Tykwer en zijn vrouw Marie Steinmann het idee om films te maken met Afrikaanse regisseurs, bijgestaan door enkele Europese experts. Intussen hebben we met One Fine Day zes films geproduceerd, en de zevende is in de maak, allemaal gedraaid in Kenia.

Wainaina: Mijn vrienden en familie dachten dat ik gek was geworden toen ik mijn goedbetaalde baan opgaf om met One Fine Day te werken, maar ik heb nooit getwijfeld. Dit is wat ik wilde, koste wat kost. Het heeft zoveel deuren voor mij geopend. Ik werkte samen met filmmakers uit de hele wereld die mij hielpen en inspireerden.

Lakhani: Mijn Keniaanse co-producer Ginger Wilson zegt altijd: ik ben enkel geïnteresseerd in films die anders niet gemaakt zouden worden. Welke verhalen komen boven drijven wanneer je mensen zelf aan het woord laat? En leren we elkaar daardoor beter begrijpen? We brengen regisseurs, acteurs en scenaristen samen, organiseren partnerships en bouwen aan een traditie. Het gaat niet enkel om het aanleren van vaardigheden, het gaat om het opbouwen van een hechte community van filmmakers.

Gert Hermans

Industry