Wat is er zo bijzonder aan Wizzy’s neus? Wat zien dieren als ze naar een spookhuis gaan? En wat doen houtwormen in een filmdecor? Jan Bubenícek & Denisa Grimmova, makers van Ook muizen gaan naar de hemel, kwamen naar de opening van het JEF festival om het ons uit te leggen. Maar eerst stelden we hen de allerbelangrijkste vraag… Is het echt zo belangrijk om onze oren te wassen?
Jan Bubenícek: Het is zeker niet het belangrijkste ter wereld, ook al beweerden onze moeders altijd het tegendeel. Veel belangrijker is het om niet bang te zijn voor water… of misschien zelfs helemaal niet bang te zijn.
Bubenícek: We dragen allemaal het beste en het slechtste in ons. Het is belangrijk om te beslissen welk deel van je persoonlijkheid je wil koesteren.
Denisa Grimmova: Wat goed is voor muizen, is niet per se goed voor vossen en vice versa. We doorbreken het vooroordeel dat de wereld is verdeeld in kwaadaardige roofdieren en onschuldige prooien.
Bubenícek: Ze is vreselijk! Vooral haar stemtimbre. Ik vond de Nederlandstalige dubbing erg goed. Deze Wizzy klinkt bijna zoals het Tsjechische origineel, scherp en strijdvaardig.
Grimmova: Ze is kwaad op iedereen. Haar woede komt voort uit haar verdriet omdat de boze wereld haar vader heeft afgenomen, de vader van wie ze zoveel hield en die haar met zijn laatste woorden zei om "moedig te zijn". Vergeleken met het epische verhaal van haar papa ziet Wizzy's leven er nogal saai uit; dat is frustrerend. Ook al vindt ze zichzelf erg dapper, de anderen zijn het daar niet mee eens. Ze is een klein meisje, nog niet in staat om met zulke grote emoties om te gaan.
Bubenícek: Die verlaten speeltuin in het bos was een van de grootste sets, gebouwd op een schaal van 50% van de werkelijke grootte. Hij bestond uit verschillende samengevoegde segmenten, samen zo’n acht meter lang, met kleine gaatjes waar de belichting en camera doorheen konden gluren. Sommige andere sets werden uitgebreid in CGI; de enige sets die volledig in CGI werden gebouwd, zijn de oceaan en de ondergrondse spoorlijn.
Grimmova: Op basis van de geschatte snelheid van het wagonnetje hadden we daarvoor een 30 meter lange spoorlijn nodig. Dus besloten we het in CGI te doen.
Bubenícek: We hebben allebei animatie gestudeerd, maar terwijl ik aan de slag ging als digital effects supervisor, bleef Denisa zich focussen op echte materialen en texturen. We wilden de natuur niet zomaar opnieuw modelleren, we wilden ‘the real thing’. Alle stenen en boomstammen zijn echt, we hebben een massa kunstbloemen gekocht en we verzamelden allerlei kleine voorwerpen.
Grimmova: Het "Bos der Bossen" is gemaakt van gesnoeide wijnranken. We kregen wel een invasie van houtworm-achtige insecten over de vloer. Elke dag vonden we hoopjes zaagsel, en stukjes van de stammen waren afgeknaagd. Alles wat wij aan de bovenkant opbouwden, werd van binnenuit weer opgevreten.
Bubenícek: Dat komt door het klassieke lichtcontrast, met warm licht op de voorgrond, duisternis op de achtergrond en klassieke muziek op de klankband. We hielden onze visuele aanpak bewust ouderwets en traditioneel.
Grimmova: Om het muizenhol te bouwen, moest ik denken zoals een muis. Daar heb ik altijd al over gefantaseerd - dit was een kinderdroom die uitkwam. Eerst laden we ons getekend concept op in een computer om schalen en verhoudingen te berekenen. Daarna worden de poppen, decors en rekwisieten gebouwd. Dan begin ik aan de set-dressing. Ik ben dol op het verzamelen en sorteren van spulletjes (ons huis staat er vol mee). Ik drapeer elk detail, plant elke bloem. Ik nodigde de klasgenoten van onze kinderen uit in de studio om te helpen bij het ontwerpen van alle snoepverpakkingen op de kermis.
Bubenícek: Toch wel, vooral voor muizen en voor knaagdieren in het algemeen. Omdat ze zo klein zijn (Wizzy is slechts 14 cm groot), zijn knaagdieren vaak beperkt in hun mimiek. Terwijl de snuit van de vos zo’n 20 bewegende elementen had, hadden de muizen er slechts zes: kaken, neus, ogen en oogleden.
Bubenícek: De hemel is er voor alle dieren. We hadden ongeveer 105 poppetjes (voor Wizzy en Whitebelly hadden we een 20-tal poppen) en in totaal ontmoet je zo’n 85 diersoorten.
Bubenícek: De vogels! We wilden de papegaai en de raaf echte veren geven; 18 per vleugel. In plaats van ze veertje voor veertje te animeren, begonnen we met een CGI-ontwerp, waarin we de veren later vervingen door echte. Bij elke beweging volgen alle open- of dichtgevouwen veren de botstructuur.
Grimmova: Ik ga voor de kikker, die was gemaakt van siliconen, een materiaal waar ik nog nooit mee had gewerkt. Het lijkt op menselijk vlees en huid, wat het personage extra levendigheid geeft.
Grimmova: Als er een soort van hemel zou zijn, hoop ik dat die voor elk individu anders is, naargelang ieders behoeften en verlangens. We vertellen kinderen niet hoe de hemel eruit ziet; dit is gewoon onze versie. Onze hemel draait niet enkel om plezier; het is een plek waar je moet werken aan wie je bent.
Bubenícek: Inderdaad. Je betaalt met je eigen ervaringen, via de manier waarop je omgaat met je angsten, woede en zorgen.
Grimmova: Dat thema is te groot voor ons. Moet het dan om een christelijke, joodse, islamitische of nog een andere God gaan?
Bubenícek: Kinderfilms houden hun publiek vaak voor de gek; ze willen geen antwoord geven op de vragen die ze oproepen bij kinderen. Het publiek krijgt bij ons een eerlijk antwoord, bv. van de rivierkreeft, die ons aanspoort om altijd vooruit te gaan, de toekomst ligt op ons te wachten en de keuzes die we maken hebben gevolgen voor ons verdere leven.
Bubenícek: Dat zijn vragen die ik herken van mijn eigen kinderen. Wat gebeurt er met ons na de dood? Wat gebeurt er met de aarde? De rivierkreeft is een sensei; hij vertelt met wijsheid over het ritme van het leven en de eeuwigheid.
Grimmova: Je hoort hen jagen in het bos en rijden met de auto. In het pretpark is er een spookhuis. Als mensen naar een spookhuis gaan, worden ze opgeschrikt door beestachtige wezens. Maar wat zien dieren in het spookhuis? Menselijke creaturen!
Grimmova: Heel goed voor de film. Als man en vrouw zijn we complementair; ik ben de illustrator die werkt met het art department, Jan is bezig met de technische aspecten (animatic, storyboarding, contact met de DoP,...). Omdat Wizzy een meisje is en Whitebelly een jongen, was het goed om het verhaal vanuit beide standpunten te bekijken; er was altijd een gender balans doorheen het hele schrijf- en regieproces. We werkten telkens een halve dag samen in de studio, en de rest van de dag zorgden we om de beurt voor de kinderen. Script auteur Syd Field schreef dat je nooit een film mag maken samen met je partner, maar met dit gigantische project kon het niet anders. Anders zou het onze relatie hebben “opgevreten”. Maar de conflicten waren soms best heftig…
Bubenícek: Een nieuw begin voor de Tsjechische animatie. Na de politieke en economische veranderingen in de jaren 90 was onze animatie industrie zo goed als dood. Voor velen onder ons werd het een hobby, geen beroep. Inmiddels is er een nieuwe generatie producenten opgestaan die niet leven in het verleden. Ze zijn terug van nul begonnen en hebben de industrie nieuw leven ingeblazen. Denisa werkt momenteel aan een kortfilm, ik bereid een tv-serie voor en samen zijn we aan het denken over onze nieuwe lange film.